Van moetivatie naar motivatie
Waarom motivatie belangrijk is in de schoolcontext
Door Kato de Plecker
Vindt je kind geschiedenis maar niks? Of vindt hij talen niet interessant omdat hij toch wetenschappen gaat volgen? Dan is hij misschien ook niet gemotiveerd om te studeren voor dat vak. Het is normaal dat kinderen niet alles graag doen en niet voor elk vak in dezelfde mate gemotiveerd zijn. Motivatie is geen stabiel gegeven en is ook grotendeels tijds- en situatiegebonden.
Motivatie, wat is dat eigenlijk?
De definitie van motivatie is ‘de bereidheid tot het stellen van een bepaald gedrag’. Met andere woorden, motivatie is de zin die iemand heeft om zich in te zetten voor een bepaalde taak om tot het gewenste resultaat te komen. Die goesting is afhankelijk van tal van verschillende factoren en kan breed worden opgevat. Motivatie is tevens dynamisch: het kan (en zal) evolueren in de tijd. Er zijn dan ook verschillende vormen van motivatie te onderscheiden.
De eerste vorm van motivatie is de zogenaamde gecontroleerde motivatie. Die wordt dan onderverdeeld in twee subvormen naargelang de bron. Legt de leerling zichzelf een druk op om te presteren? Dan spreken we over intern gecontroleerde motivatie. Spelen externe verwachtingen of consequenties een rol, zoals een verwachting of straf komende van de ouders? Dan is er sprake van extern gecontroleerde motivatie. Deze opgelegde druk wordt vaak teweeggebracht omwille van vergelijking met anderen. De leerling vertrekt vanuit de opvatting dat bepaalde vaardigheden of certificaten noodzakelijk zijn om te kunnen slagen in het leven. Wanneer die druk een te hoge peil bereikt verwachtingen, kan de leerling zich gefaald voelen en bijgevolg faalangst ontwikkelen.
Daar ligt de analogie met “moetivatie”: de leerling zet zich in en voert taken uit omdat het moet, van zichzelf of van zijn omgeving. Die vorm van motivatie wordt minder lang uitgehouden en zorgt voor het inefficiënt uitvoeren van taken.
Een tweede vorm van motivatie noemen we autonome motivatie. In deze context voert een leerling taken uit vanuit zijn eigen wil. Ook bij autonome motivatie onderscheiden we twee takken: extrinsiek en intrinsiek. Extrinsieke autonome motivatie vloeit voort vanuit het besef dat de uitgevoerde taak zinvol en in zekere mate belangrijk is voor zichzelf. Echter, dit betekent niet systematisch dat de leerling de taak graag zal maken. Een duidelijk voorbeeld is een leerling die goed studeert in het middelbaar, terwijl hij of zij reeds weet dat er geen hogere studies zullen volgen. Hier speelt extrinsieke autonome motivatie: het enige doel achter het harde werk is het behalen van een diploma secundair onderwijs. Het daarna onthouden, uitbreiden of toepassen van de vergaarde kennis heeft geen belang voor de betrokkene.
De tweede categorie, intrinsieke autonome motivatie, is de ideale vorm van motivatie. De leerling voert taken uit vanuit een oprecht intrinsieke interesse in de taak of het onderwerp. Hij of zij ervaart plezier bij het onderwerp op een zodanige manier dat taken maken op zich als belonend ervaren worden. Iemand die zijn hele leven kok wil worden en eindelijk naar de koksschool kan, zal voor de opleiding bijzonder gemotiveerd zijn. De motivatie om van zijn passie zijn beroep te kunnen maken is in dit geval van intrinsiek autonome aard.
Geen exacte begrippen
Ook wanneer een leerling oprecht interesse toont in een studierichting of hobby, is het moeilijk om voor elk onderdeel daarvan evenveel intrinsieke autonome motivatie te hebben. Stel, een leerling is gepassioneerd door het menselijke psyche en wilt daardoor psycholoog worden. Voor bepaalde vakken die aansluiten bij die interesse zal de student ook schitterende resultaten halen. Echter, in deze opleiding zitten ook vakken die betrekking hebben tot biologie of statistiek. Deze vakken sluiten minder of nauwelijks aan bij de passie van de student, waardoor hier waarschijnlijk ook minder moeite in gestoken zal worden. Dat is normaal: je kan nooit alles leuk vinden en motivatie is bijgevolg afhankelijk van persoonlijke interesses.
Het is moeilijk om iemand te verplichten een bepaalde taak leuk te vinden. Daarom kan die moeite best ingezet worden op het stimuleren van autonome, extrinsieke motivatie, omdat dit een positieve vorm is van extrinsieke motivatie. De leerling zal een taak nog steeds niet doen vanuit een oprechte interesse, maar wel omdat hij het belang ervan onderkent. Als de leerling uit voorgaand voorbeeld beseft dat er geslaagd moet worden op álle vakken, zonder uitzondering, om het diploma te halen én ook een manier vindt om die minder aantrekkelijke vakken toch wat interessanter te maken, zal dit de motivatie al bevorderen.
Het belang van positieve motivatie in de schoolcontext
Motivatie kan gekaderd worden binnen de zelfdeterminatietheorie van Amerikaanse Edward L. Deci & Richard Ryan. Zij gaan er van uit dat er 3 psychologische basisbehoeften zijn, namelijk autonomie, competentie en verbondenheid. Hun claim is dat intrinsieke motivatie verhoogd kan worden als aan deze 3 behoeften wordt voldaan.
Autonomie is de mogelijkheid om eigen keuzes te maken. Iemand is dus autonoom als die kan handelen zonder het gevoel te hebben dat het wordt opgelegd. Een leerling de keuze geven in het onderwerp voor een verplicht opstel, kan het autonomiegevoel bevorderen.
Als voldaan is aan de behoefte competentie, dan heeft de leerling vertrouwen in zijn eigen kunnen. Een leerling moet het gevoel hebben dat de resultaten die hij behaalt, het resultaat zijn van zijn eigen kunnen. Zo ontstaat er een gevoel van controle over de eigen handelingen. Het is bijvoorbeeld belangrijk om haalbare verwachtingen te stellen aan een leerling, zodat er voldoende uitdaging is, maar ook de mogelijkheid om het doel ook effectief te behalen. Kortom: de lat mag niet te laag liggen, maar ook niet te hoog. Het is belangrijk hier het juiste evenwicht in te vinden.
Tenslotte is er verbondenheid: als een leerling het gevoel heeft dat hij kan vertrouwen op anderen, voelt hij zich verbonden. Dit gaat over relaties met zowel ouders en familie, als klasgenoten en leerkrachten. Het is belangrijk dat een leerling vragen durft stellen en niet bang is om fouten te maken.
De zelfdeterminatietheorie gaat ervan uit dat wanneer voldoende beantwoord is aan de behoeften van een leerling binnen deze 3 domeinen, de intrinsieke motivatie stijgt. Dit klopt zeker, maar is geen wondermiddel. De motivatiegraad blijft natuurlijk ook grotendeels afhankelijk van andere factoren zoals bijvoorbeeld persoonlijke interesse en omgeving.
Intrinsieke motivatie leidt op zijn beurt tot positieve effecten op het studeren. Allereerst zal een leerling betere resultaten behalen. Daarnaast zal hij ook geconcentreerder werken en hierdoor de materie beter en inzichtelijker verwerken. Tot slot is een intrinsiek gemotiveerde leerling minder faalangstig, omdat hij niet vanuit een competentiegevoel maar volgens zijn eigen interesses en belangen een taak uitvoert.
Hoe kan ik intrinsieke motivatie stimuleren bij mijn kind?
Als je merkt dat je kind zich eerder in de meer gecontroleerde fase van motivatie bevindt, kan je hier zelf op inspelen. Met de 3 psychologische basisbehoeften (autonomie, competentie en verbondenheid) in het achterhoofd, geven wij een aantal tips mee om motivatie bij je kind te stimuleren.
- Moedig je kind aan om een vak eens op een ander manier aan te pakken indien het moeilijk verloopt en begeleid hem daarin ook.
- Probeer altijd constructief om te gaan met faalervaringen van je kind. Indien hij een slechte toets heeft afgelegd, bekijk dan wat er fout is gegaan en hoe hij het in de toekomst anders kan aanpakken. Zo wordt het een leerervaring en heeft je kind niet het gevoel dat het niet voldaan heeft aan de verwachtingen.
- Bekrachtig je kind door complimenten te geven op hoe het iets heeft gedaan in plaats van op wat het heeft gedaan (Wauw, ik zie dat je echt je best hebt gedaan voor deze taak! In plaats van ‘wauw, wat een goed rapport!). Zo voorkom je dat je kind zich gaat vergelijken met anderen of het gevoel heeft dat het vanaf nu altijd hetzelfde resultaat moet behalen.
- Praat niet over je kind, maar met je kind. Als er een probleem is kan je het beste samen met je kind zoeken naar een oplossing door ook eens naar zijn standpunt of mening te luisteren.
Ayoub Boumeriem
Opleidingsmanager My Sherpa
Nog vragen? Neem zeker contact met ons op!
Meer lezen over dit onderwerp?
Deci, E.L., & Ryan, R.M. (1985) Intrinsic motivation and self-determination in human behavior. New York: Plenum.
Verbeeck, K. (2010). Op eigen vleugels. Autonomie voor kinderen in het basisonderwijs. ’s-Hertogenbosch: KPC Groep in opdracht van het ministerie van OCW.
Vansteenkiste, M., Zhou, M., Lens, W., & Soenens, B. (2005). Experiences of autonomy and control among Chinese learners: Vitalizing or immobilizing? Journal of Educational Psychology, 97, 468-483. doi: 10.1037/0022-0663.97.3.468
Deci, E.L., & Ryan, R.M. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development, and well-being. American Psychologist, 55(1), 68-78. doi: 10.1037110003-066X.55.1.68